Eisen aan speeltoestellen volgens het WAS

Als beheerder van speeltoestellen zijn er een aantal wettelijke verplichtingen waaraan u moet voldoen om ervoor te zorgen dat het speeltoestel geen gevaar oplevert. Als beheerder kunnen worden aangemerkt:

  • Gemeente
  • School
  • Kinderopvang
  • Gastouder
  • Etc.

Vanuit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen worden er eisen gesteld aan de staat van speeltoestellen en speelgelegenheden. Deze eisen zijn van toepassing op speeltoestellen die onder het WAS vallen. Om te bepalen of een speeltoestel onder het WAS valt kan het stroomschema uit de notitie van het Ministerie worden gebruikt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeelden van speeltoestellen die onder het WAS vallen zijn:

  • Producten/inrichtingen/constructies die niet primair als speeltoestel zijn ontworpen en verhandeld (bijvoorbeeld een oude boot, tractor, auto, kunstobjecten), met speelwaarde en bijbehorende risico’s en op een speelterrein worden geplaatst.
  • Op speelterreinen (doelbewust) geplaatste natuurlijke materialen die zijn bewerkt (gelakt, opengewerkt etc.) of verwerkt in een constructie/opstelling met meerdere/andere (natuurlijke) materialen èn door deze bewerking of verwerking expliciet uitnodigen tot ‘spelen’.
  • Zandbakken en ballenbakken op een (speel-) terrein voor (beperkt) publiek gebruik.
  • ‘Activity toys’ die zich op een (speel-)terrein bevinden waar publiek speelgebruik mogelijk is, zoals bijvoorbeeld in de kinderopvang, bij horecagelegenheden en bij winkel- en tuincentra.
  • Luchtkussens, glijkussens, kantelmuren, grote opblaasbare speelkasten, voorzien van een motorische component die niet bijdraagt aan de voortbeweging van personen, met een duidelijk speelelement (springen, rennen, klimmen). (Die niet enkel omheining/begrenzing zijn van een activiteit en daardoor geen onderdeel zijn van het spelen).
  • Klimwanden, trampolines (zonder elektrische aanspanner) wanneer deze geplaatst zijn op een speelterrein of onderdeel zijn van een speeltoestel. Klimwanden, trampolines, luchtkussens etc. op braderieën vallen onder het WAS wanneer deze bespeelbaar zijn voor het publiek en er sprake is van een inrichting/constructie die bij ontwerp bedoeld is om meerdere keren te kunnen worden opgezet en gebruikt (dus geen eenmalige inrichting/constructie). Ook klimelementen die aan een schoolmuur gemonteerd zijn, is een klimwand die onder het WAS valt.
  • Toestellen die mogelijk bestaan uit enkel natuurlijke materialen (maar wel in een constructie verwerkt zijn en hierdoor expliciet uitnodigen tot spelen) en bijvoorbeeld geplaatst zijn in zogenaamde ‘speelbossen’.
  • Skelterbanen, rodelbanen die niet motorisch zijn aangedreven en skateboardbanen.
  • Veerpontjes, vlotten die zich op een publiek speelterrein bevinden en waarbij de nadruk van het gebruik ligt op spelen (speelwaarde en bijbehorende risico’s) en niet op transport.
  • (Functioneel) meubilair in de kinderopvang met een speelelement
  • Bungee-/bungyjumpen; het ‘eraf springen’ is het speelelement en de constructie die direct verbonden is aan dit speelelement valt als speeltoestel onder het WAS. (De veiligheid van de hijskraan valt onder het Warenwetbesluit Machines. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op dit onderdeel van het besluit)
  • Waterglijbanen en waterspeeltoestellen (geen decoratieve materialen zoals een waterspuitende olifantskop)

Voorbeelden die niet onder het WAS vallen zijn:

  • Tijdelijk geconstrueerde bespeelbare objecten, die als element van hun spel door kinderen onder toezicht worden vervaardigd zoals bouwspeelplaatsen, zijn geen speeltoestellen en vallen niet onder het WAS.
  • Kunstobjecten die buiten speelterreinen geplaatst zijn, ongeacht hun uiterlijke kenmerken.
  • Natuurlijke materialen op speelterreinen die niet doelbewust zijn geplaatst met het oogmerk ‘spelen’ en niet expliciet uitnodigen tot spelen (door bijvoorbeeld een bewerking), zoals boomstammen (bomen).
  • Speeltoestellen of spelinrichtingen die gebruikt worden in de huishoudelijke omgeving (particulier gebruik) .
  • Functioneel meubilair zonder speelelement (bijvoorbeeld in de kinderopvang of in winkels).
  • Hobbeldieren, loopwagens, kleine fietsjes, stapelbare blokken, los te plaatsen kleine zandbaktafels etc.
  • Veerpontjes, vlotten die niet geplaatst zijn op een speelterrein.
  • Skibanen, kanobanen (zonder motorische aandrijving) buiten speelterreinen.
  • Kratstapelen buiten speelterreinen (bijv. in gymzalen, braderieën, outdoorterreinen etc).
  • Toestellen/inrichtingen ten behoeve van outdooractiviteiten (ook abseilen, tokkelen) buiten speelterreinen.
  • Toestellen/inrichtingen ten behoeve van zeskamp & spel buiten speelterreinen (behalve lucht kussens die onderdeel zijn van spelen- zie luchtkussens in tabel 1).
  • Militaire klimobjecten, trimparcoursen, stormbanen, die ook als zodanig gebruikt worden buiten speelterreinen.
  • Toestellen/inrichtingen die primair zijn bestemd voor sportbeoefening (zoals klimwanden en trampolines) en geplaatst zijn op voor sportbeoefening bestemde locaties (sporthallen, gymzalen, speellokalen op scholen).
  • Toestellen/inrichtingen die specifiek ontwikkeld en toegepast worden voor therapeutische doeleinden.
  • Speeltoestellen die al dan niet ontworpen zijn voor de particuliere huishouding en toegepast worden in de particuliere huishouding (waaronder ‘activity toys’).
  • Niet aangepaste (geen toegevoegde speelwaarde en bijbehorende risico’s hebbende) panna-kooien, basketbaldoelen, volleybalinrichtingen, voetbaldoelen op èn buiten speelterreinen.

Eisen voor beheerders van speeltoestellen

Hier zijn de belangrijkste aspecten van de Eisen aan beheerders van speeltoestellen:

  1. Beheersplan: U moet een beheersplan hebben voor de speeltoestellen die u beheert. Dit plan omvat onder andere regelmatige inspectie / controles en onderhoud van de speeltoestellen.
  2. Reguliere controles: U dient de speeltoestellen regelmatig te controleren volgens het beheersplan. Deze controles moeten ervoor zorgen dat het speeltoestel veilig blijft voor gebruik.
  3. Onderhoud: U bent verantwoordelijk voor het adequaat onderhouden van de speeltoestellen. Goed onderhoud voorkomt onveilige situaties en omvat onder andere het aandraaien van bouten en moeren, smeren van lagers en het controleren van de staat van het speeltoestel en de ondergrond.
  4. Documentatie: U dient alle activiteiten met betrekking tot het beheer, de controles en het onderhoud van de speeltoestellen bij te houden in een logboek of actueel dossier. Dit dossier moet de identificatie van het speeltoestel, aantekeningen over inspecties en onderhoud, en gegevens over eventuele ongevallen bevatten.
  5. Certificering: Speeltoestellen moeten typekeuring hebben (gecertificeerd zijn). Dit is een verplichting voor de fabrikant van het speeltoestel. U moet er als beheerder voor zorgen dat een geldig certificaat van goedkeuring aanwezig is voor elk speeltoestel dat in gebruik is. Als er geen certificaat aanwezig is, moet u het speeltoestel laten keuren door een aangewezen keuringsinstelling. Dit geldt niet voor toestellen van voor 26 maart 1997. In dat geval moet u wel bepalen of het toestel veilig is. Met het ingaan van de nieuwe WAS 2023 op 1 juli 2023 wordt ook het merk van goedkeuring ingevoerd voor alle speeltoestellen die typegekeurd zijn. Een merk van goedkeuring wordt zichtbaar aangebracht op het toestel, hierdoor is ook voor gebruikers goed te zien dat het toestel is goedgekeurd door een AKI. Op zo’n merk van goedkeuring staat informatie over onder andere de AKI (aangewezen keuringsinstantie) die het toestel heeft goedgekeurd, maar ook het nummer van het certificaat van goedkeuring. Zo is het makkelijker om het toestel aan het certificaat te koppelen tijdens bijvoorbeeld inspecties van de NVWA.
  6. Veilige installatie: Het speeltoestel moet deugdelijk gemonteerd en veilig geïnstalleerd worden. Dit omvat ook het zorgen voor een veilige omgeving zonder obstakels in het valgebied en een geschikte valdempende ondergrond.
  7. Inspectie: Speeltoestellen moeten regelmatig geïnspecteerd worden om te controleren of ze nog steeds veilig zijn voor gebruik. De resultaten van de inspecties moeten worden gebruikt om te bepalen welke acties er nodig zijn om het speeltoestel veilig te houden. Eventuele benodigde reparaties of herstelwerkzaamheden moeten binnen een redelijke termijn worden uitgevoerd. De cursus inspectie van speeltoestellen en speelgelegenheden  is geschikt voor het uitvoeren van deze inspecties. U kunt deze inspectie ook uitbesteden aan een extern inspectiebedrijf.
  8. Meldplicht bij ongevallen: Vanaf 1 juli 2023 is het verplicht om ernstige ongevallen met speeltoestellen te melden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Een ernstig ongeval omvat blijvend letsel, overlijden of directe ziekenhuisopname.

Het naleven van deze eisen en verplichtingen zorgt ervoor dat u als beheerder voldoet aan de wettelijke vereisten voor de veiligheid van speeltoestellen.

Geplaatst in .