FAQ

2. Wat is de relatie van de NEN 3140 met de Arbowetgeving?
3. Wat regelt de NEN 3140 op hoofdlijnen?
4. Is keuren van arbeidsmiddelen een wettelijke of een VCA verplichting?
5. Welke arbeidsmiddelen moeten gekeurd worden?
6. Welke eisen worden er gesteld aan de deskundiheid van de keurmeester?
7. Hoe start ik met het keuren?
8. Hoe “identificeer” ik arbeidsmiddelen?
9. Wat regel ik m.b.t. de inkoop van arbeidsmiddelen?
10. Welke keuringsfrequentie hanteer ik?
11. Zijn keuringsstickers verplicht?
12. Plannen van keuringen
13. Wat zijn aandachtspunten bij het uitvoeren van de keuringen?
14. Hoe archiveer ik de keuringsresultaten?
15. Welke NEN 3140 meetapparatuur kies ik?
16. Moet ik mijn NEN 3140 apparatuur laten kalibreren?
17. Hoe ga ik om met afgekeurde arbeidsmiddelen?

 

Geldigheidsduur keurmeester certificaten
Wij krijgen regelmatig de vraag of een geldigheidsduur of einddatum op onze keurmeester certificaten staat. Dit is niet het geval. Artikel 7.4a lid 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit spreekt over dat de keuringen moeten worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling. Deze deskundigheid wordt gebaseerd op het volgen van een keurmeestercursus, maar ook op de technische achtergrondkennis van de keurmeester.

Een herhalingscursus is niet wettelijk verplicht, een keurmeester/inspecteur mag zelf zijn/haar deskundigheid op peil te houden. Dat kan de keurmeester zelf regelen b.v. door het volgen van de site www.nen.nl of www.arboportaal.nl (site van het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid) of onze keurmeesters blog (via onze website). Een herhalingscursus wordt gezien als een mogelijkheid  om het kennisniveau op peil te houden, dit is niet wettelijk verplicht.

 

Wat is de relatie van de NEN 3140 met de Arbowetgeving?
De letterlijke wetstekst is als volgt geformuleerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit:

Artikel 3.4 Elektrische installaties

1. Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Hiertoe zijn de nodige voorzieningen en beschermingsmaatregelen aangebracht, waaronder worden begrepen beveiligings-, meet-, controle- en signaleringstoestellen alsmede aarders, schakelaars, scheiders en contactdozen. Daarbij is rekening gehouden met bijzondere eisen die kunnen voortkomen uit de wijze van het gebruik, de gebruiksomstandigheden en de te verwachten uitwendige invloeden.

2. In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.

3. Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema’s beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie.

4. Het derde lid is niet van toepassing op elektrische installaties voor laagspanning van beperkte omvang.

Artikel 3.5 Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie

1. Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd.

2. Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte nadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon.

3. Werkzaamheden aan of in de nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in de nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningloos is.

4. In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemer tevens doeltreffende maatregelen genomen om een gevaarloos verloop van die werkzaamheden te waarborgen.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht aan of in de nabijheid van een elektrische installatie voor laagspanning, indien:
a. de dringende noodzaak van het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden is aangetoond;
b. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven, en
c. de installatie tevens geschikt is voor het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden en door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om de aan die werkzaamheden verbonden gevaren te voorkomen.
6. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd aan of in de nabijheid van een elektrische installatie voor hoogspanning, bestaande uit:
a. het nemen en opheffen van veiligheidsmaatregelen, waaronder begrepen het met geschikt materieel knippen of schieten van kabels;
b. het uitvoeren van metingen en beproevingen, of
c. het reinigen van elektrisch materieel.

6. Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in het zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien:
a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven;
b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigings- en arbeidsmiddelen, en
c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan.

Beleidsregel 3.4 Arbobesluit
De normen NEN 1010, NEN 1041, NEN 3134 en NEN 3410 zijn de meest essentiële normen, die gehanteerd worden bij de inrichting van arbeidsplaatsen en het veilig gebruik van elektriciteit. De normen zijn door de Energiedistributiebedrijven opgenomen in hun aansluitvoorwaarden in verband met de levering van elektrische energie. Ook in de Woningwet i.c. het Bouwbesluit wordt gerefereerd aan vorengenoemde normen in verband met het ontwerp en de uitvoering van de elektrische installatie van bedrijfsgebouwen en overige niet voor bewoning bestemde gebouwen.
NEN 5237 bevat bepalingen voor de installatie, het gebruik en de inspectie van bedrijfsmatig toegepaste schrikdraadinstallaties.
NEN-EN 50110-1 is een Europese norm op het terrein van bedrijfsvoering van zowel de elektrische hoog- als laagspanningsinstallaties. Deze norm is afgestemd op het gemiddelde beschermingsniveau van de bij het Europese Normalisatie Instituut Cenelec aangesloten landen. Uitvoering van deze norm zou onder meer voor Nederland een versoepeling betekenen in de bedrijfsvoering van elektrische installaties. In het kader van de arbeidsomstandigheden is dit een ongewenste situatie en er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aanvullende voorschriften te notificeren bij Cenelec. Alle door de verschillende landen genotificeerde aanvullende voorschriften zijn opgenomen in een afzonderlijke Europese norm, te weten NEN-EN 50110-2; nadrukkelijk wordt dan ook verwezen naar de voor Nederland geldende aanvullende voorschriften met een hogere prioriteit, welke in deze norm zijn opgenomen.
NEN 3140 bevat bepalingen omtrent de organisatie van werkzaamheden aan of in de onmiddellijke omgeving van elektrische laagspanningsinstallaties. De norm is onderverdeeld in vier secties, die onderling een nauwe samenhang hebben. In sectie 1, “Algemene bepalingen” zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgenomen in verband met te verrichten werkzaamheden zoals aangegeven in de overige secties.
In het kader van deze beleidsregel is voornamelijk sectie 2 ,”Periodieke controle, inspectie, onderhoud en reparatie” van NEN 3140 van belang in verband met de bepaling over het onderhoud van een elektrische installatie zoals bepaald bij artikel 3.4. van het Arbobesluit.
NEN 3140 is ook genoemd in een beleidsregel op basis van artikel 3.5 van het Arbobesluit waarin werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden geregeld zijn, die aan en in de nabijheid van elektrische installaties worden verricht. De secties 3 en 4 van de onderhavige norm hebben hoofdzakelijk
betrekking op de bedoelde werkzaamheden.
De norm NEN 3840 is speciaal ontwikkeld voor de bedrijfsvoering van elektrische hoogspannings-installaties.

Beleidsregel 3.5 Arbobesluit
NEN-EN 50110-1 is een Europese norm op het terrein van bedrijfsvoering van zowel de elektrische hoog- als laagspanningsinstallaties. Op die norm zijn door verschillende landen aanvullende voorschriften genotificeerd, welke zijn opgenomen in NEN-EN 50110-2. Naar de voor Nederland geldende aanvullende voorschriften wordt in deze beleidsregel nadrukkelijk verwezen.
De norm NEN 3140 wordt gehanteerd in verband met elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden aan laagspanningsinstallaties en de daarmee samenhangende bedrijfsvoering op de arbeidsplaats.
NEN 3840 is een nieuwe norm voor de bedrijfsvoering van elektrische hoogspanningsinstallaties. Met de aanwijziging van deze norm zijn de verwijzigingen naar de Bedrijfsinstructie ten aanzien van de hoogspanningsaanleg B.I.H. 1976 en de NEN 1041, komen te vervallen.

 

Wat regelt de NEN 3140 op hoofdlijnen?
NEN3140
De NEN 3140, 3e druk, is niet een op zich staande norm, in tegenstelling tot de 2e druk.
In het kader van de harmonisatie van de EU landen is in 1998 de EN 50110 uitgekomen, die als titel draagt “De bedrijfsvoering van elektrische installaties”. De EN 50110 vermeldt het minimale veiligheidsniveau dat voor ieder land geldt.

Alle bij de Europese Unie aangesloten landen hebben zich verplicht om deze norm in hun nationale wetgeving te implementeren of hiernaar te verwijzen. In Nederland is dat de Arbo-wet geworden.

Tevens heeft ieder land de mogelijkheid om nationale aanvullingen uit te brengen.
Voor Nederland is dat de 3e druk van de NEN 3140.

Beide normen kunnen dus niet los van elkaar gezien worden en vormen samen een consistent geheel.

Inhoud NEN 3140
De NEN 3140 is van toepassing op de bedrijfsvoering van elektrische installaties en apparatuur tot een nominale spanning van 1000 Volt wisselspanning.

De strekking van de norm houdt in dat elektrische installaties of apparatuur veilig gebruikt moeten kunnen worden door de werknemer of bezoeker. Tevens dienen de (onderhouds-) werkzaamheden op een veilige wijze uitgevoerd te worden.

De volgende onderwerpen komen in de norm aan de orde:

Personeel
Personeel dat werkzaamheden aan elektrische installaties uitvoert dient aan bepaalde vakbekwaamheidseisen te voldoen. Zij moeten periodiek geïnstrueerd worden over de gevaren van elektriciteit en de maatregelen die hiertegen binnen de organisatie zijn ingesteld.

Tevens dient het personeel schriftelijk te worden aangewezen in een categorie die bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden regelt.
De verschillende categorieën zijn de Installatieverantwoordelijke, Werkverantwoordelijke, Ploegleider, Vakbekwaam Persoon en Voldoend Onderricht Persoon.

Organisatie
De elektrische installatie moet onder verantwoordelijkheid gesteld worden van een installatieverantwoordelijke. Indien werkzaamheden aan de installaties worden uitgevoerd, gebeurt dit onder verantwoordelijkheid van de werkverantwoordelijke.

Tekeningen
Er dienen bijgewerkte tekeningen aanwezig te zijn van de installatie.

Inspectie installatie en apparatuur
Onder verantwoordelijkheid van de installatieverantwoordelijke dient een document opgesteld te worden waarin omschreven is welke installaties en apparatuur geïnspecteerd dient te worden, de omvang van de inspectie en de frequentie hiervan.
Bij de inspectie wordt o.a. gekeken naar de beschermingsmaatregelen tegen elektrische schok, thermische invloeden, veiligheidsketens en vluchtwegen.

Werkprocedures
Voor een aantal specifieke werkzaamheden dienen werkprocedures opgesteld te worden. Het betreft het werken aan spanningvoerende of spanningsloze installaties.

 

Is keuren van arbeidsmiddelen een wettelijke of een VCA verplichting?
De VGM Checklijst Aannemers (VCA) eist een jaarlijkse keuring van kritische arbeidsmiddelen. Artikel 7.4a van het Arbobesluit eist daarnaast dat alle arbeidsmiddelen welke door het gebruik ervan achteruitgaan waardoor de medewerker een veiligheids- of gezondheidsrisico loopt periodiek worden geïnspecteerd.

Deze keuring houdt niet op bij een NEN 3140 keuring. Naast een elektrische keuring dienen ook de aspecten uit hoofdstuk 7 van het Arbobesluit beoordeeld te worden. In hoofdstuk 7 is de Europese Richtlijn Arbeidsmiddelen opgenomen.

 

Welke arbeidsmiddelen moeten gekeurd worden?
Alle arbeidsmiddelen welke door de werkgever aan de werknemer beschikbaar worden gesteld dienen te worden gekeurd. Hierbij valt te denken aan:

  • Elektrische handgereedschappen;
  • Verplaatsbare elektrische werktuigen;
  • Handlampen en andere verplaatsbare lampen;
  • Verplaatsbare stroomverbruikende toestellen, zoals koelkasten, koffiezetapparaten, Laboratoriumapparatuur PC’s, printers, stofzuigers, etc.;
  • Verplaatsbare leidingen;
  • Verplaatsbare schakel- en verdeelinrichtingen, zoals bouwkasten, met inbegrip van geïntegreerde aardlekschakelaars en beschermingstransformatoren;
  • Medische elektrische toestellen.

Ook hijsmiddelen, ladders, trappen, hoogwerkers, valbeveiligingsapparatuur, etc, vallen onder de keuringsplicht.

Bij motorisch materieel welke keuringsplichtig is, kunt u denken aan: bosmaaiers, motorkettingzagen, zitmaaiers, tractoren, etc.

Kortom: elk arbeidsmiddel wat een gevaar kan opleveren voor de werknemer(s).

 

Welke eisen worden er gesteld aan de deskundiheid van de keurmeester?
Wie zijn bevoegd om keuringen uit te voeren?

In het Arbobesluit artikel 7.4.a lid 5 is opgenomen dat keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

Daarnaast zijn door de wetgever zogenaamde keuringsklassen vastgesteld waarin is bepaald welke arbeidsmiddelen door (of namens) de werkgever mogen worden uitgevoerd en welke arbeidsmiddelen door een (gecertificeerde) externe keuringsinstantie moeten worden uitgevoerd. Het betreft de volgende keuringsklassen:

Klasse 0.
De keuringen worden verricht door personen die daartoe voorlichting en onderricht hebben gehad. Arbeidsmiddelen met geringe risico’s zijn ingedeeld in klasse 0, hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een schaftwagen, bouwkeet, etc.

Klasse 1.
De keuringen worden verricht door deskundige personen die door de werkgever zijn aangewezen en daartoe speciaal zijn opgeleid. Het overgrote deel van de gebruikte arbeidsmiddelen valt in deze klasse. Voorbeelden hiervan zijn de boormachines, cirkelzagen, ladders, motorkettingzagen, trappen, etc. 

Klasse 2.
De keuringen worden verricht door speciaal daartoe opgeleid personeel, dat een onafhankelijke positie bekleedt ten opzichte van degenen die bij de keuringsuitkomsten belang hebben. De keurmeester heeft dus geen belang bij de uitkomst van de inspectie. Een afkeuring mag geen gevolgen hebben voor het dagelijkse werk van de keurmeester. Voorbeelden van klasse 2 arbeidsmiddelen zijn: bouwlift, heftruck, bovenloopkranen, etc.

Klasse 3.
Aan de keuringsinstantie worden naast de eisen uit klasse 2 ook eisen gesteld aan de onafhankelijkheid en deskundigheid van de beoordelingsorganisatie binnen een bedrijf. Het bedrijf dient een kwaliteitssysteemcertificaat te hebben (EN 45012 / ISO 9000) of een specifieke accreditatie als inspectie-instelling (EN 45004). Het is mogelijk dat een onafhankelijke materieeldienst aan deze voorwaarden voldoet. Voorbeelden van klasse 3 arbeidsmiddelen 3 zijn torenkranen, mobiele kranen, heistellingen, etc.

Klasse 4.
De keuringen worden verricht door onafhankelijke en deskundige keuringsinstanties, die door de Raad van Accreditatie zijn geaccrediteerd. De overheid schrijft de specifieke keuringen voor en wijst de keuringsinstanties aan (EN 45011). Het technische gedeelte van de keuringen mag door de keuringsinstantie per contract worden uitbesteed aan instellingen waarvan de deskundigheid en de onafhankelijkheid middels accreditatie of anderszins zijn gewaarborgd. De eindverantwoordelijkheid voor keuringsresultaten blijft echter bij de aangewezen keuringsinstantie. Voorbeeld van een arbeidsmiddel in deze klasse is de personen-/goederenlift.

Klasse 5.
Hierbij geldt het zelfde als bij klasse 4, de keuringen mogen door de onafhankelijke keuringsinstantie echter niet aan anderen worden uitbesteed. Deze klasse is in de algemene industrie en bouw niet relevant.

Klasse 6.
Hierbij geldt het zelfde als bij klasse 5, met extra overheidstoezicht of uitvoering door de overheid zelf. Deze klasse wordt momenteel niet gebruikt.

Alleen arbeidsmiddelen uit de klassen 0 – 2 mogen door of namens de werkgever zelf worden gekeurd. Arbeidsmiddelen in de klasse 3 betreffen een overgangsklasse en hoger mogen in het algemeen niet door de werkgever zelf worden gekeurd.

Voor de keuringsklassen 0 – 2 dient “deskundigheid” te worden aangetoond. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een certificaat van deelname aan een cursus keurmeester (elektrische) arbeidsmiddelen worden aangetoond.

Ook wordt een meerjarige ervaring geaccepteerd als “deskundigheid”. Indien de keurmeester ook elektrische arbeidsmiddelen keurt is het belangrijk dat deze middels een aanwijzingsformulier minimaal wordt aangewezen als Voldoende onderricht persoon keurmeester elektrische arbeidsmiddelen NEN 3140 (VOP).

Ook kan de bevoegdheid tot keuren worden opgenomen in een functieomschrijving. De keurmeester mag geen belang hebben bij het resultaat van zijn keuring. Degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering van werkzaamheden (productieverantwoordelijke) mag de uitslag van de beoordeling niet kunnen beïnvloeden.

 

Hoe start ik met het keuren?
Als de keurmeester is opgeleid en aangewezen dan zal men op enig moment starten met het keuren.

Als startpunt kan de keurmeester beginnen met een overzichtslijst waarin alle aanwezige arbeidsmiddelen worden vastgelegd.

Een handig hulpmiddel kan zijn een tabel waarin per arbeidsmiddel de volgende kenmerken worden vastgelegd:

  • Soort arbeidsmiddel;
  • Merk;
  • Type;
  • Serienummer.

Belangrijk is om een keuze te maken welke arbeidsmiddelen wel en welke arbeidsmiddelen niet zelf gekeurd worden. Voorbeelden van arbeidsmiddelen welke door de keurmeester gekeurd kunnen worden zijn:

  • Alle gangbare 230V elektrische arbeidsmiddelen zoals: boormachine, slijpmachine, looplamp, etc.;
  • Alle gangbare 380V machines zoals: draaibank, freesbank, cirkelzaag, etc;
  • Alle gangbare motorische materieel zoals: motorkettingzaag, maaimachine, bosmaaier, triplaten, etc.

Uitsluitingen welke niet zelf gekeurd mogen worden zijn:

  • Arbeidsmiddelen klasse 3 t/m 6 (zie par. 2.3.1);
  • Hijs- en hefmiddelen boven de 2 ton dan wel 10 tonmeter zoals torenkranen, mobiele kranen, hijstellingen, etc.;
  • Middelen t.b.v. personenvervoer zoals (bouw)liften, personenliften, etc.

Belangrijke stelregel is dat de keurmeester zijn of haar eigen “kracht” kent. Indien een arbeidsmiddel onbekend is, dient de kennis eigen gemaakt te worden of de keuring te worden uitbesteed aan keurmeesters welke over de noodzakelijke kennis en kunde beschikken.

 

Hoe “identificeer” ik arbeidsmiddelen?
Arbeidsmiddelen dienen in het kader van naspeurbaarheid te worden geïdentificeerd om het later te kunnen traceren.

Dit is eveneens van belang om een link te vormen tussen het arbeidsmiddel en een checklist welke als bewijs dient dat de keuring plaatsgevonden heeft.

Identificatie van arbeidsmiddelen kan op de volgende wijzen plaatsvinden:

  • Graveren van een nummer;
  • Barcodestickers;
  • RFID-chips (Radio Frequency Identification).

Het graveren is veel gebruikte en “onuitwisbare” methode om een arbeidsmiddel te identificeren. Het voordeel van graveren is dat de leesbaarheid van het identificatienummer bij arbeidsmiddelen die in werkplaatsen en op bouwlocaties worden gebruikt redelijk tot goed gewaarborgd is en blijft. Nadeel vanuit elektrisch oogpunt is dat graveren in elektrisch isolerende delen de isolatiewaarde negatief beïnvloed.

Het toepassen van barcodestickers is in opkomst bij identificatie van arbeidsmiddelen. Bij stationaire apparatuur in kantoren en werkplaatsen is dit een goede methode. In de praktijk laten bij elektrische handgereedschappen barcodestickers wl eens los in werkplaats- en bouwplaatsomstandigheden.

De toepassing van RFID-chips is eveneens in opkomst. Een aantal leveranciers van elektrische arbeidsmiddelen voorziet momenteel het materieel al van chips, waarmee de invoering van deze vorm van identificatie wordt vergemakkelijkt.

Samenvattend verdient graveren van arbeidsmiddelen de voorkeur: zowel vanuit praktisch als uit kostentechnisch oogpunt. Graveren in verlengsnoeren en andersoortige kabels is niet toegestaan.

Hiervoor zijn speciale kabellabels beschikbaar. Ook kunnen met tie-raps vastgezette aluminium plaatjes worden gebruikt. Hierop is dan eveneens de keuringssticker te bevestigen.

 

Wat regel ik m.b.t. de inkoop van arbeidsmiddelen?
Moeten nieuwe arbeidsmiddelen gekeurd worden?

Bij nieuw ingekochte arbeidsmiddelen spreekt artikel 7.2. van het Arbobesluit over het vermoeden van overeenstemming. Arbeidsmiddelen welke voorzien van een CE-markering worden vermoed te voldoen aan een reeks van artikelen uit het Arbobesluit hoofdstuk 7.

Daaruit is te interpreteren dat nieuwe arbeidsmiddelen niet gekeurd hoeven te worden. Vanzelfsprekend dienen nieuwe arbeidsmiddelen van een identificatienummer te worden voorzien en opgenomen te worden in het keuringssysteem.

De praktijk wijst uit dat wettelijk gezien een keuring van de arbeidsmiddelen niet noodzakelijk is, maar dat ook binnen fabrikanten wel eens fouten worden gemaakt en dat een beschermingsleiding van een klasse I arbeidsmiddel (geaarde apparaten) niet aangesloten blijkt te zijn. Keuring kan dan vervelende gevolgen voorkomen en blijkt dan een nuttig hulpmiddel te zijn.

 

Welke keuringsfrequentie hanteer ik?
Hoe vaak dienen de keuringen plaats te vinden? De VCA Checklijst eist een jaarlijkse keuring. Afwijking hiervan in de negatieve zin, dient gemotiveerd te worden en wordt zelden door auditoren geaccepteerd.

Artikel 7.4.a van het Arbobesluit spreekt van: “een keuring dient zo dikwijls te worden uitgevoerd als voor de goede staat noodzakelijk is”.

Binnen de NEN 3140 wordt een rekenmethode gehanteerd waar op basis van o.a. de omgeving waarbinnen het arbeidsmiddel wordt toegepast, de deskundigheid van de gebruiker, frequentie van gebruik, kans op beschadigingen wordt bepaald hoe vaak een arbeidsmiddel gekeurd dient te worden.

Op basis van de VCA-eis, gecombineerd met ervaringen uit verschillende bedrijfstakken wordt geadviseerd om minimaal een jaarlijkse keuringsfrequentie aan te houden. Dit wordt ook wel de veilige ondergrens genoemd. Aanvullend hierop spreekt artikel 7.4.a van het Arbobesluit over dat keuringen naspeurbaar moeten worden uitgevoerd als er reparaties, ongevallen en/of modificaties hebben plaatsgevonden.

 

Zijn keuringsstickers verplicht?
Vanuit het Abobesluit wordt in artikel 7.4.a lid 6 gesproken van het feit dat een bewijs van uitgevoerde keuring op de arbeidsplaats aanwezig dient te zijn.

De aanwezigheid van een keuringsrapport van bijvoorbeeld een boormachine op een bouwplaats brengt veel praktische bezwaren met zich mee. Een keuringssticker waarop de uiterste herkeuringsdatum is aangegeven biedt eveneens een schriftelijk bewijs.

Een keuringsrapport al dan niet in elektronische vorm kan dan het formele bewijs vormen dat het arbeidsmiddel is gekeurd. Zaak is om keuringsstickers, ook wel vervaldatumstickers genoemd,  op een plaats te plakken waar het zo mogelijk is beschermd tegen “schuren”  en dus het onleesbaar worden van de sticker.

Over de tekst op keuringsstickers bestaan veel onduidelijkheden. Deze dient tenminste de datum van de eerstvolgende keuring te bevatten (VCA 2004/04). De datum van de keuring mag vermeld zijn, maar dit is niet noodzakelijk.

Ook kunnen kleurcodes met tape of verf worden aangebracht. Alle goedgekeurde arbeidsmiddelen worden in een bepaald jaar van bijvoorbeeld de kleur rood voorzien. Het daaropvolgende jaar wordt na keuring een andere kleur gekozen. Het is daarmee, mits voldoende voorlichting plaatsgevonden heeft over de “kleur per jaar”, te allen tijde duidelijk welke arbeidsmiddelen gebruikt mogen worden.

 

Plannen van keuringen
Als de keuringsfrequentie is vastgesteld dan dient er een registratie te worden bijgehouden wanneer de keuringstermijn afloopt.

Geadviseerd wordt om ca. 1 maand voor afloop van de keuringstermijn de werknemers aan te schrijven dat er een (her)keuring gepland dient te worden.

Gelet op de staat van de arbeidsmiddelen is het verstandig om afspraken te maken over het zo schoon mogelijk aanleveren van de arbeidsmiddelen. Dit omdat een visuele beoordeling van vervuilde arbeidsmiddelen moeilijk is.

 

Wat zijn aandachtspunten bij het uitvoeren van de keuringen?
Het inhoudelijk uitvoeren van de keuringen is aan de orde geweest tijdens de diverse keurmeestertrainingen. De details van de criteria op basis waarvan gekeurd wordt, valt niet binnen deze praktijkhandleiding.

Belangrijk voor het uitvoeren van keuringen is de locatie. De keurmeester dient een locatie in de vorm van een werkplaats of buitenlocatie te vinden waar hij veilig kan keuren zonder dat zijn/haar eigen veiligheid in het geding komt. Gevaar voor aanrijding of andere overlappen met productieprocessen dienen te worden voorkomen. Voor het uitvoeren van keuringen aan elektrisch materieel, dient de keuring te worden uitgevoerd op een houten werktafel of op een isolerende mat. Dit om de kans op elektrocutie te voorkomen.

Bij reparatie van arbeidsmiddelen, bijvoorbeeld het vervangen van kabels dient de veiligheid van de keurmeester te worden gewaarborgd. De veiligheidsprocedures en instructies zoals vastgelegd in de NEN 3140: 1998 dienen te worden gehanteerd bij reparatiewerkzaamheden.

De daadwerkelijke keuring wordt uitgevoerd aan de hand van een keuringschecklijst. In de markt en op het internet zijn vele checklijsten beschikbaar. Er zijn CD-roms beschikbaar waarin voor vele arbeidsmiddelen specifieke checklijsten beschikbaar zijn. Dit levert voordelen op omdat de keurmeester het betreffende arbeidsmiddel “herkent”  in de checklijst. Zo zijn er checklijsten beschikbaar, bijvoorbeeld voor: bosmaaiers, motorkettingzagen, loopmaaiers, etc. Nadeel is dat er altijd “uitzonderingen” zijn waarvoor geen specifieke checklijsten beschikbaar zijn.

Een oplossing is om te gaan werken met algemene checklijsten waarmee een categorie arbeidsmiddelen gekeurd kunnen worden. In het geval van de hiervoor genoemde arbeidsmiddelen zou een checklijst voor motorisch materieel kunnen worden toegepast, waarbij enkele keuringspunten voor een specifiek arbeidsmiddel niet van toepassing kunnen zijn. Het toepassen van een algemene keuringschecklijst stelt hogere eisen aan het inlevingsvermogen en aan de kennis van de keurmeester.

 

Hoe archiveer ik de keuringsresultaten?
Keuringschecklijsten kunnen vanzelfsprekend op papier maar mogen ook in digitale vorm gearchiveerd worden. In principe hoeven checklijsten uitgaande van een jaarlijkse keuring maar 1 jaar bewaard te worden. Na afloop wordt de keuringslijst vervangen door de nieuwe keuringschecklist.

Aangeraden wordt dat wanneer tijdens de keuring sabotage van beveiligingen worden aangetroffen (b.v. het vastzetten van een dodemansknop d.m.v. een tie-rap) hiervan een opmerking te maken op de checklist. Vanzelfsprekend wordt het arbeidsmiddel pas goedgekeurd nadat de sabotage ongedaan is gemaakt. De gebruiker en naar mijn mening ook de leidinggevende dient van de sabotage op de hoogte te worden gesteld.

Voor checklists van dergelijke gesaboteerde arbeidsmiddelen beveel ik aan om deze bijvoorbeeld 3 jaren te archiveren. Dit om voor de keurmeester aantoonbaar te maken dat sabotage is onderkend en dat meerdere malen actie is ondernomen naar de gebruikers.

 

Welke NEN 3140 meetapparatuur kies ik?
Om de elektrische veiligheid van arbeidsmiddelen volgens NEN 3140 te keuren dienen ook metingen te worden uitgevoerd.

Tijdens deze metingen worden onder andere de isolatieweerstand, de lekstroom en de weerstaand van de beschermingsleiding (indien aanwezig) doorgemeten.

Om deze metingen uit te voeren van een vijftal merken op de markt: Nieaf-Smitt, Fluke, Gossen Metrawatt, Megger en Amprobe. Deze merken hebben handtesters op de markt gebracht, waar na het uitvoeren van de keuring handmatig een checklijst moet worden ingevuld.

Ook beschikken de merken over downloadable apparatentesters, waarin de keuringsresultaten kunnen worden opgeslagen en kunnen worden overgezet naar een computer om te worden gearchiveerd, dan wel te worden geprint.

Als u een NEN 3140 tester wilt aanschaffen dan zijn er een drietal zaken welke u dient te overwegen:

1. Hoeveel arbeidsmiddelen gaat u jaarlijks testen?

2. Hoe wilt u de testresultaten opslaan, archiveren en beheren?

3. Gaat u grote hoeveelheden industriële arbeidsmiddelen keuren?

Hoeveel arbeidsmiddelen
Het aantal te keuren arbeidsmiddelen bepaalt of een handmatige tester of een downloadable tester rendabel is.

Handmatige tester
Handmatige testers hebben geen geheugen om testresultaten op te slaan. De testresultaten dient u dus vast te leggen in een testrapport. Handtesters worden aanbevolen als u minder dan ca. 100 arbeidsmiddelen gaat keuren.

Downloadable testers
Downloadable testers beschikken over intern geheugen en kunnen testresultaten opslaan. De testresultaten kunnen gedownload worden naar een softwarepakket om de keuringen te beheren en/of de keuringsrapporten te printen. Deze testers worden aanbevolen als u meer dan ca. 100 objecten gaat testen op jaarbasis. Deze testers worden ook aanbevolen als u aan de slag gaat als externe keurmeester.

Opslaan resultaten
Het bijhouden en beheren van de keuringsresultaten is een wettelijke en een VCA verplichting. Hiermee kunt u aantonen dat u de keuringen hebt uitgevoerd. Houdt u in het achterhoofd dat het schriftelijk bijhouden van 100 keuringsresultaten even lang duurt als het uitvoeren van 100 keuringen…

 

Moet ik mijn NEN 3140 apparatuur laten kalibreren?
Meetapparatuur in de vorm van een apparatentester bepaalt of een arbeidsmiddel elektrisch veilig is. Het is dus belangrijk om te weten of de meetapparatuur betrouwbaar is. Het is niet wettelijk verplicht, maar aangeraden wordt om meetapparatuur jaarlijks te laten kalibreren teneinde te bepalen of de meetwaarden binnen de door de fabrikant vastgestelde toleranties vallen.

Meetapparatuur wordt nieuw geleverd voorzien van een conformiteitsverklaring, waarmee aangegeven wordt dat deze bij aankoop binnen de toleranties valt. Verstandig is om ten behoeve van een tijdige kalibratie een contract hiervoor met de fabrikant af te sluiten. Alle fabrikanten werken met kalibratiekaarten waarmee de keurmeester ca. 1 maand voor afloop van de kalibratietermijn wordt aangeschreven om de kalibratie te laten uitvoeren. Fabrikanten leveren na kalibratie een kalibratiecertificaat, welke moet worden gearchiveerd.

Daarnaast wordt door fabrikanten een kalibratiesticker aangebracht waarop de uiterste keuringsdatum wordt aangegeven.

 

Hoe ga ik om met afgekeurde arbeidsmiddelen?
Belangrijk is om voorafgaand aan de keuringen vast te stellen wat er met de afgekeurde en als zodanig onveilige arbeidsmiddelen dient te gebeuren.

Allereerst dient er te worden bepaald of het arbeidsmiddel kan worden gerepareerd.

Reparatie kan en mag door een keurmeester uitgevoerd worden als deze voldoende onderricht is en over voldoende technische kennis beschikt om reparatie te kunnen uitvoeren. Is dit niet het geval dan verdient uitbesteding van de reparatie de voorkeur. Na reparatie dient een herkeuring van het arbeidsmiddel plaats te vinden.

Vanzelfsprekend moet worden afgewogen of de kosten van reparatie en herkeuring uitkunnen t.o.v. de aanschaf van een nieuw arbeidsmiddel.

Afgekeurde arbeidsmiddelen die niet gerepareerd kunnen worden mogen niet meer ingezet worden. Het verdient de voorkeur om de arbeidsmiddelen middels een rode afkeursticker of label te markeren als zijnde afgekeurd. Ook het achter slot en grendel opbergen is verstandig omdat anders de kans bestaat dat in “noodgevallen” de arbeidsmiddelen toch ingezet gaan worden.

Afgekeurde arbeidsmiddelen kunnen worden gebruikt t.b.v. onderdelen of kunnen hierna worden vernietigd.

Het meegeven van afgekeurde arbeidsmiddelen aan medewerkers wordt ten strengste afgeraden.